Overslaan en naar de inhoud gaan
Map
  • Nieuws
  • Fiscale hervorming: onvoldoende op deze 3 vlakken

Fiscale hervorming: onvoldoende op deze 3 vlakken

  • 20/06/2023

Het fiscale plan waarover de regering zich buigt heeft nog te weinig oog voor een versterking van de competitiviteit, talent- en innovatieontwikkeling. Heel wat ondernemingen riskeren hier negatieve gevolgen van te ondervinden. En dat geldt wellicht ook voor nogal wat werknemers. 

Een globaal debat over een fundamentele hervorming is nodig. Eén waarbij alle elementen op tafel komen om de fiscale en parafiscale druk te verlagen en de kloof tussen werken en niet werken te vergroten. 

Onvoldoende evenwichtig

Wat nu op tafel ligt is een voorafname daarop, een eerste fase. Die is echter onvoldoende evenwichtig. Er wordt bijvoorbeeld rekening gehouden met positieve terugverdieneffecten van de lastenverlaging op arbeid. Maar dan moet men ook de potentieel negatieve impact van bepaalde compenserende maatregelen in rekening brengen. Dat laatste gebeurt niet. Een consequente toepassing van voorafgaande economische impact assessments van alle maatregelen, ook de compenserende, is dan ook nodig. 

Daar komt bij dat de factuur in te belangrijke mate wordt verhaald op ondernemingen die nog aan het herstellen zijn van de crisissen en zich zorgen maken over hun competitieve positie. Ook de indirecte kosten moeten daarbij zeker mee in rekening worden genomen. Bijvoorbeeld via extra, nog onzekere compliance-kosten op bepaalde domeinen. Of doordat ondernemingen in het vervolg mogelijks minder HR-tools kunnen inzetten om talentvolle medewerkers competitief te verlonen. Of in de vorm van een moeilijker klimaat voor venture capital-fondsen. 

3 negatieve elementen

Vanuit Voka zien we 3 negatieve elementen voor ondernemingen, voor hun medewerkers, en voor de hele economie. Daar moet een antwoord op geboden worden. 

1. Onvoldoende aandacht voor versterking competitiviteit

Het voorstel voorziet niet in een versterking van de eerder besliste tijdelijke (gedurende twee kwartalen) verlaging van de werkgeversbijdragen. Gegeven de oplopende concurrentiehandicap hadden vele ondernemingen gehoopt op een bijkomend signaal in die richting in het onderdeel 'competitiviteitsversterking'.  

De minister van Financiën kondigt wel een fundamentele herziening en uitbreiding van de investeringsaftrek aan om de competitiviteit te versterken. Een goed initiatief. Met name de verhoogde thematische investeringsaftrek voor gerichte investeringen op het vlak van efficiënt energiegebruik, emissievrij vervoer en milieuvriendelijke investeringen opent perspectieven.

Alleen zou net dit onderdeel van de fiscale hervorming tijdens de jongste begrotingscontrole al uitgesteld zijn in de tijd (en dus naar de volgende legislatuur verwezen). Dan kijkt men te zeer naar de budgettaire winst op korte termijn, zonder er bij stil te staan dat men zo tegelijk ook het signaal geeft aan ondernemingen om bepaalde investeringen uit te stellen. Wat de economische dynamiek en de noodzakelijke transities ook niet ten goede komt. 

2. Minder HR-tools om goed presterende en medewerkers aan te trekken en bijkomend te motiveren

Ook voor het aantrekken en behouden van goed presterende medewerkers is er minder goed nieuws. Nadat eerder al het stelsel van de auteursrechten werd aangepakt zou nu ook een andere alternatieve verloningsvorm (warrantenregeling) zijn gunstig parafiscaal voordeel verliezen. Hierdoor verliezen ondernemingen opnieuw een belangrijke HR-tool om goed presterende werknemers correct te verlonen voor uitzonderlijke prestaties.

Het betreft een instrument dat in brede geledingen van het bedrijfsleven wordt ingezet. Volgens Febelfin zijn 80% van de begunstigden van warrantenplannen werknemers en middenkaders. 136.000 werknemers genoten volgens de RSZ in 2021 van een aandelenplan (vooral warrantenplannen). Van excessieve verloningen is in de regel geen spraket: 60% van de warrantenplannen betreft bonussen van minder dan 5.000 euro. 

Als men deze zogenaamde 'excessen' wil aanpakken, mag men echter ook een andere fundamentele weeffout in onze parafiscaliteit niet uit het oog verliezen. Met name dat in ons land sociale bijdragen betaald op het loon van werknemers niet geplafonneerd zijn, in tegenstelling tot in de meeste andere landen. Net die beslissing in het begin van de jaren tachtig heeft de concurrentiepositie van heel wat talentvolle werknemers aangetast en de zoektocht naar alternatieven logischerwijze aangewakkerd.

Een fundamentele parafiscale hervorming moet het gehele plaatje dus overwegen. Dat doet men spijtig genoeg niet in deze eerste fase van de fiscale hervorming. 

Ook de hervorming van de tweede pensioenpijler is volgens vele van onze leden problematisch, met name voor wie geniet van een defined benefit-plan. De sociale partners in de Groep van 10 hebben een stand-still van de huidige regeling voorgesteld. We vragen dit afsprakenkader te respecteren.

3. Innovatiekracht ook niet ongeschonden

De verdere versterking van ons innovatiepotentieel is ook een belangrijke randvoorwaarde om te kunnen spreken van een succesvolle hervorming. Het is positief dat er – op basis van wat voorligt – niet zou getornd worden aan de vrijstellingstarieven van de niet doorstorting bedrijfsvoorheffing voor O&O-medewerkers. Een essentiële maatregel ter versterking van ons O&O-weefsel, waarvan ook het Planbureau de maatschappelijke toegevoegde waarde al aantoonde.

Heel wat van onze leden zijn echter beducht voor een hervorming van het stelsel die gepaard zou gaan met extra administratieve rapporteringslasten via een jaarlijkse  gedetailleerde rapporteringslast op projectniveau. Ook dat is een bron van zorg waarvan we hopen dat er nog eens goed naar gekeken wordt, in overleg met de betrokkenen. Het succes van een maatregel is immers niet enkel afhankelijk van de financiële incentive as such, maar ook van de toepassingsvoorwaarden en de manier waarop die afgedwongen worden. 

Aanpassingen aan het DBI-stelsel -  dat in essentie dubbele economische belastingen wil vermijden – moeten ook met veel omzichtigheid worden ingevoerd. De regering rekent hier op heel wat extra middelen. Maar bij enkele voorgestelde, op het eerste gezicht technische, maatregelen moet ook rekening worden gehouden met aanzienlijke risico’s op weglekeffecten.

Zo legt het  voorstel ook aan alle beleggingsvennootschappen een minimale participatievoorwaarde op om van de vrijstelling te kunnen genieten. Een voorwaarde die al geldt voor andere vennootschappen. De relatief beperkte, gespreide participaties die risicofondsen in start-up ondernemingen nemen voldoen echter vaak niet aan deze minimale participatievoorwaarde. Deze fondsen riskeren dan ook de DBI-vrijstelling erop te verliezen.

En dat geldt mogelijks ook voor de gespreide aandeelhouders van heel wat van deze fondsen. Hierdoor zou ook het ecosysteem van start- en groeibedrijven, gefinancierd via fondsen die opereren vanuit ons land, kunnen aangetast worden.  In andere landen is die fiscale neutraliteit voor beleggingsvennootschappen immers wel voorzien. Vandaar onze vraag om ook deze negatieve impact te vermijden.

Conclusie

Een fiscale hervorming moet zeker in ons land maximaal inzetten op een versterking van het groeivermogen van onze economie. Met focus op extra tewerkstelling, maar ook op de versterking van onze productiviteit, via talent- en innovatie-ondersteuning. Daarbij is ook een versterking  van de competitiviteit van belang.  

Die laatste drie elementen vinden we onvoldoende terug in de voorgestelde plannen. Zonder fundamentele bijsturingen op dit gebied kunnen we ze dan ook niet steunen. 
 

imu - vzw - Uzbrussel
imu - vzw - Altez